De geschiedenis van Haarlem gaat terug tot de 10de eeuw. Haarlem was strategisch gelegen op het punt waar het Spaarne en de duinen bij elkaar kwamen. Het was Holland op zijn smalst. De graaf van Holland bouwde in Haarlem een huis op de huidige grote markt en verleende de stad in 1245 stadsrechten. Het kleine gehucht aan het Spaarne ontwikkelde zich in de eeuwen die volgden tot een levendige middeleeuwse stad. Er werd textiel gemaakt, schepen gebouwd en bier gebrouwen. Het typische Haarlemse Jopebier wordt vandaag de dag nog steeds geschonken. De grootste bloeiperiode voor de stad was de 17de eeuw. In deze Gouden Eeuw kwamen vele geschoolde textielarbeiders uit de Zuidelijke Nederlanden naar de stad en dat zorgde voor een spectaculaire economische groei. Haarlem groeide tot 50.000 inwoners en was na Amsterdam en Leiden de grootste stad van Nederland. De stad werd vergroot en verfraaid met prachtige monumenten. Icoon van deze voorspoed is Frans Hals, zelf de zoon van een immigrant. De monumentale schuttersstukken en prachtige portretten die hij van de Haarlemse elite schilderde spreken nog altijd tot de verbeelding.